Ablatie

• Je mag de dagen voor de behandeling al je medicatie blijven innemen. Op de dag van de behandeling zelf neem je alleen je bloedverdunners in.
• Een aantal onderzoeken gebeuren tijdens de consultatie vooraf of tijdens je opname: 
  • Bloedonderzoek
  • ECG-afname (= elektrocardiogram)
  • Echografie van het hart
  • RX-thorax (=foto van hart en longen)
  • CT-scan van het hart
• Op de avond voor je opname ben je nuchter vanaf 24 uur (eten noch drinken).
• Verwittig je arts wanneer je suikerziekte hebt en insuline gebruikt. Hij zal de dosering indien nodig aanpassen op de dag van het onderzoek.
• Meld wanneer je overgevoelig bent voor jodium.
• Indien je mogelijk zwanger bent, geef je dit best tijdig door zodat het onderzoek na de zwangerschap kan worden gepland. Röntgenstralen zijn tijdens de zwangerschap immers gevaarlijk.
• Vertel je bezoek wanneer het onderzoek plaatsvindt omdat je tijdens het onderzoek niet bereikbaar bent. Dit bespaart ongerustheid wanneer zij je niet op je kamer vinden.
• Een halsketting hindert het onderzoek en laat je best thuis.
• Een bril/contactlenzen of kunstgebit zijn geen bezwaar.
• Het is belangrijk om voor het onderzoek nog naar het toilet te gaan.
• Je krijgt een operatiehemd aan (sluiting achteraan). Enkel korte kousen mag je aanhouden.
• Kort voor het onderzoek krijg je een kalmerend middel om volledig te ontspannen.

Voor de ablatie vindt een elektrofysiologisch onderzoek plaats. 

Lees meer over dit onderzoek

• De ritmestoornis is nauwkeurig in kaart gebracht via het elektrofysiologisch onderzoek en de kritische zones zijn nauwkeurig gelokaliseerd.
• Er wordt een plaat gekleefd ter hoogte van de schouder die dient als tegenpool.
• De tip van de ablatiekatheter wordt op de kritische zondes geplaatst en door radiofrequentie-energie opgewarmd tot een maximale temperatuur van 45 tot 70° C. Dit veroorzaakt een zeer precies gelokaliseerd en goed afgelijnd brandvlekje.
• Dit wordt herhaald tot ablatielijnen ontstaan. Ablatielijnen isoleren de plaatsen die de ritmestoornissen veroorzaken. Deze plaatsen kunnen ook worden vernietigd door het aanbrengen van ablatievlekken.
• Tussendoor wordt gecontroleerd of de ritmestoornis is verdwenen door het geleidingsweefsel te prikkelen en zo de ritmestoornis terug te trachten opwekken.
• Er worden brandvlekjes gemaakt totdat de ritmestoornis is gestopt. 

• De verpleegkundige verwijdert het (de) buisje(s) uit de lies en drukt ongeveer 5 à 10 minuten de ader of slagader af totdat de bloeding is gestopt. Omdat de aanprikplaats niet terug mag beginnen bloeden, wordt een drukverband aangelegd.
• Je ontwaakt in de ontwaakkamer. De volgende uren controleert de verpleegkundige je bloeddruk, pols, de punctieplaats, eventuele ongemakken.
• Om ervoor te zorgen dat de aanprikplaats niet opnieuw begint te bloeden, wordt gevraagd:
  • Het been met of zonder drukverband stil te laten liggen en zeker niet te plooien.
  • Zich niet recht te zetten of recht te trekken in bed.
  • Onmiddellijk de verpleegkundige te bellen indien de wonde terug begint te bloeden. Dit kan je merken door een warmtegevoel ter hoogte van de aanprikplaats, bloedsijpeling of pijn in de lies.
• Indien het drukverband te hard spant, verwittig dan de verpleegkundige die het los zal maken en zachter zal aanleggen. Verwijder het verband nooit zelf.
• Je dient gedurende 24 uur in bed te rusten. Plassen of ontlasting doe je in een bedpan of urinaal.
• Het infuus blijft ter plaatse. Het betekent niet alleen extra vocht, maar maakt het voor de arts en verpleegkundige mogelijk om medicatie toe te dienen indien dit nodig zou zijn.
• Ongeveer 4 uur na het onderzoek mag je eten en drinken.
• Na controle worden het drukverband en het infuus verwijderd. Het drukverband wordt aangerekend en mag je meenemen naar huis. Indien het onderzoek ooit nog eens moet gebeuren, breng je het drukverband best terug mee.
• Je mag opstaan en je wassen.
• De verpleegkundige neemt ook nog een elektrocardiogram af.
• De cardioloog komt ter controle en om de bevindingen van het onderzoek te bespreken. Hij verloopt de verdere stappen van de behandeling.
• Het ontslag is gewoonlijk 2 dagen na de ingreep. Indien nodig krijg je een afspraak voor opvolging.
• Het wordt afgeraden om zelf te rijden. Je zorgt er best voor dat je wordt opgehaald.

• Er wordt aangeraden de eerste week niet te baden, douchen mag wel.
• Matig de activiteiten: doe één week geen zware inspanningen, hef geen gewicht op van meer dan 5 kg, vermijd om lange afstanden te rijden.
• Raadpleeg je huisarts wanneer volgende symptomen zich voordoen:
  • Koorts (vanaf 38° C)
  • Bloeding
  • Blijvende pijngevoeligheid of zwelling in de lies
  • Roodheid en/of warm aanvoelen
  • Pijn of gevoelloosheid in de benen bij het rondlopen
  • Lekkage van de wonde
  • Huiduitslag
• Na het onderzoek moet je nog tweemaal een 24-uursholter dragen om na te gaan of er nog hartritmestoornissen te zien zijn. De eerste holter wordt gepland drie maanden na het onderzoek, de tweede holter een jaar na het onderzoek.

In 5 tot 10% van de procedures treden verwikkelingen op. De voornaamste zijn:

• perforatie met vochtopstapeling in het hartzakje (te verwijderen door punctie of heelkundige drainage),
• hersenembool
• een verminderde afvloei van de longaders in de linker voorkamer.

Er is minder dan 1% risico op deze drie verwikkelingen. Door het uitschakelen van het voorkamerfibrilleren of door het plaatsen van de ablatielijnen kunnen ook andere ritmestoornissen optreden.