Blaascapaciteitstraining

Bij blaascapaciteitstraining volgt het kind een strikt drink- en plasschema om zo de blaas te trainen om groter te worden. Door het drinkschema kan de nachtelijke urineproductie verminderen.

Laatst gewijzigd op
donderdag, 2 december 2021

Maak een afspraak

Via het secretariaat kindergeneeskunde of urologie

Verloop

Drinkschema

Tijdstip Volume drank
8 uur 2 glazen
10 uur (speeltijd) 1 glas
12 uur

2 glazen

16 uur (vieruurtje) 1 glas
18 uur tot één uur voor het slapengaan 2 glazen

Download het plas- en drinkschema

Algemene regels

  1. Stop met drinken 1 uur voor het slapengaan
  2. Zorg voor de juiste verhouding qua drankverbruik: voormiddag = 5 glazen, namiddag en avond = 3 glazen
    • De urineproductie zal naar de avond toe verminderen met minder urineproductie ‘s nachts. Kinderen moeten dus voldoende drinken op school zodat de blaas getraind wordt en ze ‘s nachts niet te veel moeten plassen (in bed). Als je kind pas na schooltijd voldoende drinkt, krijgen de nieren pas vanaf dan voldoende vocht en moeten ze hun afvalstoffen van die dag nog kwijtraken met een te grote urineproductie ’s nachts als gevolg. 
    • De verhouding van het drankverbruik zorgt ervoor dat de urine overdag minder geconcentreerd is zodat de blaas minder geprikkeld wordt om samen te trekken en snel tot een grotere capaciteit wordt “opgetrokken”. De blaas is immers een evacuatie-orgaan voor afvalstoffen. Als de urine te “vuil” (geconcentreerd) is, wil de blaas de urine te snel kwijt en gaat ze in kramp op een moment dat ze nog niet ver gevuld is. Kinderen die hiervoor een aanleg hebben, krijgen dan een overactieve of prikkelbare blaas. In dat geval plassen kinderen telkens een te klein volume per keer met dikwijls plotse dringende plasdrang en te frequent plassen. Soms heeft dit overdag natte broeken en ‘s nachts bedplassen als gevolg (ze kunnen de urineproductie van ‘s nachts niet in de blaas opslaan waardoor die ‘s nachts overloopt). 
  3. Vermijd dranken met prik en cafeïne of theïne. Deze stoffen prikkelen de blaas om samen te trekken en te verkrampen. 
  4. Voer één tot twee keer per week een superplas uit (tijdens het weekend) 
    • Zorg dat je kind zoveel mogelijk drinkt in de voormiddag en zolang mogelijk wacht om te plassen. 
    • Ga op het laatste nippertje plassen en meet het plasvolume. 
    • Volumerecord breken = beloning. Streefvolume: (leeftijd + 2) x 30 ml. Bijvoorbeeld: (6 jaar + 2) X 30 ml = 240 ml. Dus een kind van zes moet 240 ml kunnen plassen bij een superplas. 
    • Hou op de dag van de superplas een drink- en plaskalender (en pampergewicht ‘s nachts) bij. 
  5. Disfunctioneel plassen 
    • 15% van de kinderen met plasproblemen heeft last van disfunctioneel plassen. Deze kinderen zijn gewoon om regelmatig tegen een overactieve blaas te moeten vechten omdat ze dikwijls de sluitspier erg hard moeten toenijpen om geen urine te verliezen als de blaas in kramp gaat. Als ze dan willen plassen, lukt het niet steeds om de sluitspier voldoende te ontspannen. De sluitspier gaat niet volledig open of gaat open en dicht tijdens het plassen. Vaak hebben ze last van een “stotterplas” of slechte plasstraal en vaak blijft ook urine achter in de blaas en dat kan urineweginfecties veroorzaken (voornamelijk bij meisjes). 
    • Bij disfunctioneel plassen is een speciale aanpak vereist met onder andere kinesitherapie om de blaas en bekkenbodemspieren (sluitspier) beter op elkaar af te stemmen.